De Capitolijnse Heuvel is de op één na kleinste van de zeven heuvels van Rome. Reeds in de oudheid was de Capitolijnse heuvel een van de belangrijkste, omdat zich hier het centrum van het Romeinse Rijk bevond.
Geschiedenis van het Capitool
Wanneer de Romeinen hun overwinningen op andere naties vierden, gebeurde dat altijd op de top van het Capitool. In die tijd bevond zich op de heuvel een van de belangrijkste tempels, de Tempel van de Drievuldigheid van het Capitool, waar de Romeinen de goden Jupiter, Minerva en Juno vereerden. Na verloop van tijd raakten de gebouwen op het Capitool in verval en in het midden van de 16e eeuw liet de alomtegenwoordige kunstenaar van Rome, Michelangelo, ze verbouwen.
Sindsdien is het centrale plein op de heuvel het Piazza del Campidoglio, het Capitoolplein. Het plein ligt in een depressie tussen de twee kammen van de heuvel. Omlijst door het Conservatoriale Paleis aan de rechterkant en het Palazzo Nuovo aan de linkerkant, presenteert het plein zich bijna symmetrisch aan zijn bezoekers. Aan de voorzijde bevindt zich het Senatorenpaleis, waarin tegenwoordig het stadhuis van de metropool is ondergebracht. In Palazzo Nuovo kunnen geïnteresseerde toeristen de Capitolijnse Musea bezoeken. Een ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius torent hoog uit in het midden.
In de oudheid was het plein op de Capitolijnse heuvel georiënteerd op wat toen het centrum was, het Forum Romanum. Toen het opnieuw werd ontworpen, werd het opnieuw uitgelijnd in de richting van het Vaticaan. Op de vloer van het Capitoolplein was een ster met vele stralen afgebeeld die het heelal voorstelde, met de regerende keizer in het centrum.
In tegenstelling tot andere drukke pleinen in Rome is het Capitolijnplein vrij rustig, omdat voertuigen hier verboden zijn.
