Zweeds Nationaal Museum

Het grootste kunstmuseum van Zweden
  1. Home
  2.  › 
  3. Zweden
  4.  › 
  5. Stockholm
Het Nationaal Staatsmuseum in Stockholm is het grootste kunst- en designmuseum van Zweden. Er worden voornamelijk schilderijen, beeldhouwwerken, grafiek, miniaturen, tekeningen en kunstnijverheid tentoongesteld uit de 16e eeuw tot heden. De collectie bestaat uit ongeveer 700.000 voorwerpen en omvat ook bekende werken van wereldberoemde kunstenaars als Rembrandt, Manet en Cranach.

  1. Het museum vandaag: heropening in het najaar van 2018
  2. De geschiedenis van de collecties
  3. De geschiedenis van het museumgebouw

Het museum vandaag: heropening in het najaar van 2018

Wegens omvangrijke renovatiewerkzaamheden was het museum op Blasieholmen vijf jaar lang gesloten. De kern van de renovatiewerkzaamheden was de renovatie van het gebouw op het gebied van energie en brandbeveiliging, een fundamentele modernisering van het interieur en de bouw van een extra uitbreiding. Tegelijkertijd werden de ramen, die vroeger waren verkleind om de werken te beschermen, teruggebracht tot hun oorspronkelijke afmetingen, waardoor veel daglicht in het gebouw kon binnenvallen en het interieur in verband kon worden gebracht met de omgeving.

Het Nationaal Museum ontvangt nu twee keer zoveel bezoekers als voor de sluiting en toont, ondanks zijn ruime opzet, drie keer zoveel tentoongestelde stukken als voorheen. Het museum werd op 13 oktober 2018 plechtig heropend in aanwezigheid van het Zweedse koningspaar en de minister van Cultuur.

[caption id="attachment_5293" align="alignnone" width="800"] De ceremoniële heropening van het Nationaal Museum op 13 oktober 2018 door de Zweedse koninklijke familie (Foto: Linn Ahlgren/Nationalmuseum)[/caption]

De geschiedenis van de collecties

Een groot deel van de tentoongestelde stukken is afkomstig uit de koninklijke collecties; een niet onaanzienlijk deel ervan werd tijdens de Dertigjarige Oorlog buitgemaakt. Andere vorsten beperkten zich tot het aankopen van kunstwerken en het verwerven daarvan door ruil. Overeenkomstig de smaak van de tijd waren deze werken afkomstig uit Frankrijk, Nederland, Italië en Scandinavië zelf. Ook de Düsseldorfse schilderschool is vertegenwoordigd. Hoewel de uitbreiding van de verzamelingen allesbehalve systematisch verliep en het doel ervan inconsistent ofwel de historische schilderkunst was, ofwel de verwerving van representatieve kunstwerken voor de afzonderlijke tijdperken, verschoof het zwaartepunt van de verzamelinspanningen definitief van de beeldhouwkunst naar de schilderkunst.

Pas in het begin van de 20e eeuw begon men systematisch te verzamelen, waarbij het museum steeds meer afhankelijk werd van schenkingen en contante giften. De grootste belangstelling ging nu uit naar de Zweedse picturale kunst uit de nationaal-romantische periode (d.w.z. de jaren 1880 en 1890) en het Franse impressionisme. Tot de opening van het Moderna Museet werd ook moderne kunst uit de 19e eeuw aangekocht.

De Zweedse Nationale Portrettenverzameling maakt ook deel uit van het Nationaal Museum en is te zien in kasteel Gripsholm. Konstbiblioteket, de kunstbibliotheek, maakt deel uit van zowel het Nationaal Museum als het Moderne Museum en is een van de grootste Scandinavische instellingen in zijn soort. Ook andere musea en tentoonstellingslocaties verspreid over het land worden centraal mede beheerd door het Nationaal Museum.

Tot de pronkstukken van de collecties behoren schilderijen van Rubens en Dürer, Watteau en Rembrandt, Matisse en Delacroix, Zorn en Larsson. Ook de beeldencollectie bestrijkt een aanzienlijk gebied - van Sergel tot De Vries tot Degas. Daarnaast zijn er talloze grafieken en tekeningen, alsmede foto's, kunstnijverheid en design tentoongesteld.

De geschiedenis van het museumgebouw

Het representatieve neorenaissancegebouw is het resultaat van de samenwerking tussen de Duitse architect Friedrich August Stüler (1800-1865), die het exterieur ontwierp, en zijn Zweedse collega Fredrik Wilhelm Scholander (1816-1881), die verantwoordelijk was voor de binnenhuisarchitectuur.

Na twaalf jaar bouwen werd het in 1866 geopend ter gelegenheid van de tentoonstelling van Stockholm, die in diezelfde periode plaatsvond. De eerste ideeën voor een nationaal museum voor Zweedse kunst lagen al veel langer in het verleden. Stüler, die toen reeds een gerenommeerd museumarchitect was en onder meer het Neues Museum op het museumeiland in Berlijn had ontworpen, zou aanvankelijk als adviseur optreden, maar diende vervolgens zijn eigen ontwerpen voor een museumgebouw als totaalkunstwerk in, die in Zweden op brede bijval konden rekenen. Voor hem moesten het gebouw en de collecties een eenheid vormen; een tijdschriftachtig karakter moest koste wat kost worden vermeden. In hoeverre Stüler zich voor het gebouw, dat doet denken aan Venetiaanse renaissancegebouwen, heeft laten inspireren door de titel van Stockholm als het "Venetië van het Noorden", moet hier open blijven.

Het nieuwe museumgebouw, dat voor zijn tijd enorm duur was, bestaat uit een middenschip geflankeerd door twee symmetrische vleugels, die beide op hun beurt een binnenplaats omsluiten. Met een diepte van bijna 60 meter is het gebouw bijna 90 meter breed en 30 meter hoog, wat overeenkomt met drie verdiepingen. Statica, brandbeveiliging en (centrale) verwarming kwamen overeen met de laatste bevindingen. Reeds tijdens de bouw werd duidelijk dat er geen plaats zou zijn voor de Nationale Bibliotheek, zoals oorspronkelijk gepland. De daarvoor bestemde Bel-vloer werd uiteindelijk gebruikt voor beeldhouwwerken en stukken uit het koninklijk wapenarsenaal.

De buitenkant is bekleed met kalksteen en graniet; het centrale risaliet is ook versierd met marmeren figuren en medaillons van Zweedse nationale helden. De aanvankelijk witte muren van het monumentale trappenhuis werden kort voor de eeuwwisseling door de Zweedse schilder Carl Larsson (1853-1919) versierd met motieven uit de nationale (kunst)geschiedenis.

[caption id="attachment_5295" align="alignnone" width="750"] De trap met Carl Larsson's fresco "Gustav Vasa's Intrede in Stockholm" (Foto: Nationalmuseum/Bruno Ehrs)[/caption]